Geplet onder Groot Gelijk
Ze
pletten ons tussen zware borstbeelden
en
de lichtvoetige laarzen van hun jong gelijk
De
schuld die sluimerde in de witte mens
keerde
stapvoets terug en raast nu
eindelijk
door de tijd van inkeer zonder vergeving,
de
oude God is immers dood verklaard
de
zonde pletwalst als voorheen.
De
ware schuldigen voor de schuld schuilen als altijd
in
het verleden dat ze zelf niet hebben beleefd, laat staan gekend
We
worden ontmaskerd, wij de zondaars, zij de helden
dat
vergt geen overleg, geen onderzoek, geen twijfel of getob,
de
juiste weg ligt recht en helder in ‘t vizier
Een
nieuwe wereld bouwen ze
ondanks
en op het falen van de generatie die hen heeft verwekt
en
op verachting van wat in een oogwenk
tot
een bittere brij versmelt .
Samengebrald.
Wij
dragen racisme in de genen,
voor
ons geen redding meer alleen verdoemenis
met
dank aan koningen en keizers en hun bronzen restanten,
hun
Generaals, Admiraals en oorlogsstokers allerhande
de
briljante bustes -en de ruiterstandbeelden
waarmee
ze onze geesten en onszelf, gewone stervelingen,
vertrappelden.
Strompel
verder, recht je niet, zwijg:
je
bent niet gewoon een onbenullig mens,
veeleer
een schaamluis zonder schaamte.
Kruip
de grond in,
je
bent besmet door iemand die je nooit en nergens hebt geëerd, gevolgd, gekend ,
erkend.
Radicaal
uitroeien
En
dan opnieuw beginnen.
Met
alle zonden Israëls beladen witte mens.